وَجَعَلْنَا ابْنَ مَرْيَمَ وَأُمَّهُ آيَةً وَآوَيْنَاهُمَا إِلَىٰ رَبْوَةٍ ذَاتِ قَرَارٍ وَمَعِينٍ ( 50 )
En wij bestemden den zoon van Maria en zijne moeder tot een teeken, en wij bereidden een verblijf voor hen, op een verheven gedeelte der aarde , zijnde een plaats van vrede en zekerheid, en door stroomende bronnen bevochtigd.